De voeten van Sarah
We hebben al een routine: we gaan het museum in op zondag ochtend en doelgericht lopen we met cello en video camera naar de bovenste omgang waar de portretten van Jan van Herwijnen zijn.
Daar pakken we meteen uit, storen ons niet aan de zondagsrust noch aan de ‘heilige’sfeer rondom de doodsportretten en gaan op de grond liggen.
De voeten van Sarah is een belevenis apart want ze zitten vol met pluisjes van afgedragen schoenen en sokken en het kost handenwrijvend om ze tevoorschijn te roepen. De cello bindt Sarah met een schoenveter uit een van de schoenen rond haar hals om zo stabieler met de cello in ligstand te kunnen spelen.
De nieuwe schoenen – prachtige hoge hakken met paars voilestof over het leer – blijken Sarah te passen. Helemaal goed. Zo kan de metalen steunspriet weer naar binnen geschoven en geven de hakken een onderscheidende puntigheid in het totaal van Cello en Sarah.
Ik lig er naast. En brom.
De zoemtoon is dezelfde als de lage D.
Sarah heeft hard gerepeteerd aan de eerder vorige week aangezette compositiedelen en de klank is helder en vast. De cello is volop aanwezig.
De lardering met de plukdelen met Sarah’s stem is ook goed aanwezig en snijdt het geheel in kleine ijle toefjes. De brom zit daaronder. Het is spannend om de adem eronder te zien werken, evenals de grimassen van Sarah’s gezicht.
We schieten continu in de lach omdat we ons nu ook permitteren wat meer met de afgesproken en min of meer vastgelegde klank en cellocompositie te varieren en verder te exploreren.
De klanken worden soms kakafonisch en verdichten zich. Er komen boventonen tevoorschijn. Er zijn plotse stilten en geladen opeenhopingen en dan weer ijle toefjes in de ruimte.
En dan draait Sarah’s gezicht naar mij en zegt op een toon alsof we samen in bed liggen: ‘Je mag nog wel even blijven liggen, hoor. ‘
Zeg maar: zo een intiem moment als je net doodserieus naast elkaar ligt en over de dood mijmert.
We liggen er ook wat potsierlijk zo broederlijk naast elkaar.
Als we wat te ver uit elkaar liggen besluiten we met ons hele lijf heen en weer golvend ons wat dichterbij elkaar te manoeuvreren en ook dat voelt zo huiselijk en ongewoon tegelijk dat we weer in de lach schieten. Dichterbij elkaar zet de strijkstok zich plots in mijn ribbenkast en in de ontlading van geluiden daarna krijgt het giechelen de overhand.
De grote teen:
De hakken gaan even uit. Als we oefenend op een andere plek liggen, trekt een toevallige eerst verbaasde bezoekster spontaan aan de blote grote teen van Sarah. De doodsportretten van Jan van Herwijnen verbleken om zoveel vrolijkheid.
Die vrolijkheid en dat lichte dynamische is qua toon de essentie van wat we dit keer proberen te vangen. De geest, het moment waarop het licht in de ogen dooft. De geest als zinnebeeld vangen
betekent dat die ijlheid zich ook in de dynamiek moet vertonen en niet als zware deken moet blijven steken in dat aardse en grondstoffelijke.
Minimale beweging dit keer ook. De beweging volgt de muziek of liever is er een onderdeel van.
Handen op het gezicht. Kleine hoofdbewegingen. Adembeweging. Een enkele zich articulerende hand. Dat is het gehele pallet, dit is het idioom om dat ijle, vluchtige te vangen en gestalte te geven. Kleine ‘gebaren’ die verwijzen naar een waarheid.
De ruimte is van beneden naar boven gedacht. En natuurlijk van binnen naar buiten want ook hier is de focus van groot belang. Hoever kijken de ogen ? En hoe beweeglijk zijn ze? Kijken ze echt of kijken ze door een transparante wereld.
Voor een musicus is elke andere houding of handeling buiten de directe actie met het instrument een hekele zaak want plotseling krijgt het lichaam met zijn expressie een belang en plaats.
Als je een musicus vraagt over het toneel te lopen krijg je dit meteen in het zicht.
Nu voor Sarah is vooral het feit dat ze met haar cello op de grond ligt een beslist bijzondere positie voor een musicus.
Ze is daarmee meteen actrice. Muziektheater maken we dus. Ook de andere elementen als het lopen en opnieuw een plek kiezen om te gaan liggen, horen daarbij.
Bach
Toch een beetje bach in ons werkstuk?
De structuur van het geheel lijkt er wat op. We herhalen 3 of 3 maal dezelfde frasering op een andere plek. De tussenstukken – transities, zijn gearticuleerd en afgemeten, zowel in het opstaan, het lopen en het gaan liggen. De beweging is nadrukkelijk gestileerd en neutraal om zo de frasering opnieuw te kunnen laten bestaan op de andere plekken in de ruimte.
De beweging van beneden naar boven en van boven naar beneden is voor ons van belang in zijn betekenis van verrijzen en neerdalen.
Zwerfwoorden
Wanderword. Zwerfwoorden. Als je sms’t zijn de losse tekens als brokjes soms onafhankelijk van elkaar enige tijd in de ether onderweg: zwerfwoorden.
We zijn goed op weg. Anoushka moet nog ingepast. We moeten het bewegingsvocabulaire oefenen en streng articuleren en op de muziek timen. Ik zoek nog naar de goede toepassing van woorden.
Ik vind dat hier juist de taal een rol moet spelen. Dat doet het feitelijk al in de ijle stemklanken, of in de stukjes kakafonie. Maar woorden die gevisualiseerd worden heeft een andere dimensie.
We hebben woorden en daarna losse letters waar je zelf woorden van kan rijgen als een soort matje
onder het hoofd gelegd. Als zwerfwoorden….
Licht dat dooft, ogen licht
Gezicht is dicht
Hier ga ik op door.