Sarah Walder – cello
Anoushka Wielink – mime
Sjoerd Schwibettus – mime
Gebroederlijk
Parktheater – performance zondagavond 27 maart 20.30uur.
Er zijn 7 bezoekers. Intimi. Want allen bekend.
Jan Kropot maakt foto’s en Emmy Chau maakt video verslaggeving.
Sarah, Anoushka en ik liggen gebroederlijk naast elkaar op de vloer.
Veel te lang. We giechelen. We beginnen later, want we wachten nog op 4 aangekondigde bezoekers. Tenslotte beginnen we 7 minuten later, zonder dat het verwachte bezoek is gekomen.
Als we zo op onze rug liggen, kijken we omhoog en kijken naar de theaterlichten als naar de sterren.
Het is stil en zwart onder een sterrenhemel van theaterlichten. Dan begint het.
De eerste aanraking van de strijkstok op de snaar van de cello. Ik vlieg omhoog.
Kussensloop
We gaan telkens met ons hoofd liggen op een aantal A-3 papieren op de grond met daarop letters – als op een kussensloop. Losse letters een beetje gedraaid van elkaar
De losse letters en woorden verwijzen naar de verdwijnende geest.
1e cello op fresco
Dit staat er op: licht ogen dicht
Later komen daar bij: tast handen vast
lucht adem zucht
Ik lanceer mijn lijf in de ruimte
Het lichaam beweegt niet. We liggen. Dan is er de klank van de strijkstok op de cello snaar. Je begint en je denkt, oh zo klinkt het dus hier en vandaar begin je verder te vormen.
- Er is alleen beweging van armen, handen, hoofd
- En er is onverwachts een schok krul beweging omhoog, een eruptie
Bij de eruptie hoort ook het vasthouden van de positie en spanning en het langzaam loslaten.
omhoog
Armen die omhoog gaan, handen die tasten in het duister, het kijken is niet op de handen, de focus is dichterbij.
De handen mogen niet op de mond vallen, moet hoger, anders teveel gebaar – betekenis. Het gezicht mag ook niet reageren, omdat dat de betekenis in een andere kant suggereert en het een gebaar-uitdrukking vormt.
Het lijf blijft stil.
De handen, het hoofd, de armen zijn een verlenging van de geest.
Dat is ons beperkt vocabulaire.
Het gaat over de stilte, de energie ervan en het cerebrale
De dralende hand
Het gaat over de dralende hand die op een moment synchroon met de cello streek rondzoekt tot dat ie valt en dan de handen op het gezicht die tasten en de huid op het gelaat verkennen en vastpakken en dan de lancering van het hele lijf in een krul omhoog en vasthoudt in een glazig strekkend reiken
En ook over de adem die zich ontlaadt in klanken zonder betekenis maar met een vrolijke ‘kwebbel’ die adem markeert als ijle toefjes in een kleine ruimte vol kleur en sprankelijkende tonen die nergens heen gaan. Ze stoppen gewoon.
Adem
De meeste instrumentalisten kijken en communiceren via hun instrument.
Linkerhand is intonatie, rechterhand is voor klanken
De neiging is vooral te focussen op de verkeerde hand, de grepen(techniek, controle, hoe het hoort), terwijl de rechterhand juist de adem in zich bergt en de klank draagt.
Absoluut:
De akoestiek is droog. De klank is daardoor anders en het verandert meteen de performance.
De klank wordt door de droogheid meteen direct teruggeven.
In tegenstelling tot het museum waar meer akoestiek aanwezig is en de klank magistraal blijft zweven.
Als je probeert qua klank op dat ene moment alles te doen, en je merkt dat de akoestiek directer – anders is, dan kom je je zelf daar erg tegen.
Dat geldt ook zo voor beweging; in de Kapel waar deel 1 Het Lichaam performance werd gepresenteerd, was de vloer veel gladder dan in het museum. We werken erg met een totale energie van stoppen en vasthouden en als je dan probeert de beweging op dat ene moment 300percent te stoppen dan glijdt je door en moet je enorm vechten om het op een ander niveau door te zetten. Dat kan daardoor spannender worden als je open bent of als de compositie open genoeg is om er in het hier en nu mee om te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten