donderdag 7 april 2011

Geleende Lichamen – deel 2 : Blog 8 - De wiebelhondjes of hoe heten die gadgets op de hoedenplank van de auto ook alweer?


foto Kropot
De dagen voor de 2e performance 
Anoushka Wielink, Sarah Walder en Sjoerd Schwibettus repeteren op vrijdagavond 25 maart op ArtEZ en op zaterdagochtend in De Kapel en op zondagochtend 27 maart in het MMKA.  In het MMKA is onverwacht bezoek dat ons volgt in onze repetitie voor deel 2 De Geest.
Goed om aan te wennen. We proberen verschillende plaatsingen uit waar we op de grond liggen. Tussen de gekozen plekken lopen we zo natuurlijk mogelijk alsof er een neutrale overgang is. Er zijn 3 plekken. Er is een herhaling gegeven op die plekken – toch is het elke keer anders van opbouw en uitwerking.
Sarah en ik maakten een eerste compositie op de cello die bestaat uit 3 elementen-delen, en rond 3 minuten lengte heeft. Daarop maken Anoushka en ik de bewegingsdelen.

“Snap je? Want ik denk in de muziek in tijd!”  zegt Sarah tijdens repetitie.
De cello en klank compositie is de metronoom voor het bewegingsgeheel.
1-2-3- dan opstaan en nieuwe plek. De opbouw en de maat is:  lang, lang, heel hoog.
De volgorde van de delen ontstaat ter plekke en is steeds anders van duur en inzet.
De delen zelf zijn Lage D, ijle toefjes, klankgrimassen

We hebben geen directe uitgesproken relatie of uitwerking: we reageren niet op elkaar en we zoeken onze eigen muzikaliteit in de beweging terwijl je je antennes openhoudt. De klank is leidend.
De bewegingen moeten eigenlijk ook een soort toefjes zijn in de ijle lucht alsof je geest aan het zwerven is, op zoek is naar een soort veilige haven. Maar dat hoeft niet per sé, want het gaat niet om de directe (verhaal)betekenis maar meer om de dynamiek zelf – de muziek zelf.


                                                                        foto emmychau

Schuddebuiken
  • “Rechts-links plaatsing weet ik nog niet, ik denk dat ik die kant kies of zelfs middenin.”
  • “Als Sarah lacht en dat de cello meeschuddebuikt, dat ziet er vrolijk en gek uit.”
  • “Als Anoushka op mij ligt: dan heb ik ook iets vast net als Sarah met de cello.”
Dit zijn de laatste keuzen, uitspraken vlak voor de tweede performance.

Na lang dubben weten we nog niet hoe te eindigen.

Ik besluit vlak voor aanvang zo te eindigen:
Na de derde(laatste) sequence staan we op en tijdens het staan blijven we dan hangen met onze hoofden in een draaiende doorgaande beweging, als speelgoedhondjes op de hoedenplank van de auto die met hun wiebelhoofd nog lang de beweging vol blijven houden als de auto al tot stilstand is gekomen.
Na afloop van de performance zullen Daniëlle en Barbara mijn vermoeden bevestigen dat het niet consequent is om daar te stoppen:
De cello had door moeten spelen!

Goed – dat nemen we mee voor de museum performance op 1 mei. Klopt beter, want immers de cello-de klank was leidend hier.

Skonk – weer een bezoeker
In het museum horen we elke stap van bezoekers in het museum op de houten vloer: Skonk, skonk!
Anoushka zegt: “Grond heeft gevoel zegt Etienne Decroux”. En klank!
In het museum is het licht en is de ruimte transparant en zijn de schilderijen van Jan van Herwijnen duidelijk aanwezig als schilderijen – alle 13 (van de totaal 20 die hij in het mortuarium heeft geschilderd) aan 1 wand in een bepaalde volgorde.
Straks in het theater is het een theater performance met donker, zwart.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten